De Spaanse regering pakt de ontslagbescherming aan. De ontslagvergoeding gaat
omlaag. Bedrijven met dalende omzet hoeven ontslagen werknemers nog maar 20
dagen loon voor ieder dienstjaar te betalen, met een maximum van een
jaarsalaris.
Ook Italië hervormt de arbeidsmarkt. Ontslagvergoedingen gaan omlaag en de
juridische belemmeringen voor ontslag worden verminderd. Insiders krijgen
minder bescherming, ten bate van outsiders op de arbeidsmarkt. Hetzelfde
gebeurt in Griekenland. En in Portugal.
Nederland praat alleen
Maar niet in Nederland. Hier wordt over versoepeling van het ontslagrecht
alleen gepraat. Besluiten vallen er niet. Misschien dat premier Mark Rutte
volgende week vanuit het Catshuis met de verrassing van echte
arbeidsmarkthervorming komt, maar erg waarschijnlijk is dat niet.
Het ontslagrecht is in Nederland nog strenger dan in Spanje, Italië en
Griekenland. Althans, voor werknemers met een vaste baan. Dat blijkt uit
berekeningen van de Oeso.
In Portugal is (of beter: was) het wel moeilijker om een werknemer met een
vast contract te ontslaan.
Werknemers met een tijdelijk contract genieten in Nederland juist relatief
weinig bescherming. In Griekenland, Portugal, Spanje, Italië is het
moeilijker een flexwerker te ontslaan dan hier. In Nederland, kortom, is het
verschil in bescherming tussen de vaste en de flexibele baan buitengewoon
groot.
Duale arbeidsmarkt
Veel economen zien dat als een probleem. Een duale arbeidsmarkt, met grote
verschillen tussen vast en flex, is oneerlijk en inefficiënt. Wie een vaste
baan heeft hoeft nauwelijks meer te concurreren met nieuwkomers.
Wie op een flexcontract zit, heeft weinig kans op vast werk. Dit belemmert de
gezonde dynamiek en doorstroming op de arbeidsmarkt. Werknemers hebben hun
baan niet omdat zij de juiste man of vrouw op de juiste plek zijn, maar
vanwege historische rechten.
Bovendien beschermt het arbeidsrecht vooral werknemers die goed voor zichzelf
op kunnen komen en een sterke onderhandelingspositie hebben. Wie dat niet
heeft, gaat van het ene wankele flexcontract naar het andere. Ontslagrecht
beschermt de sterken, niet de zwakken.
Logisch dat in de hervormingsplannen van alle eurolanden in problemen,
aanpakken van het ontslagrecht hoog op het lijstje staat. Wat minder
bescherming voor de vaste baan, wat meer voor de flexwerker. Het gaat de
recessie op korte termijn niet oplossen, maar zorgt wel voor meer
groeipotentieel.
In Nederland is de eurocrisis nog (lang) niet heftig genoeg om het
traditionele verzet tegen versoepeling van ontslagrecht te breken. De Oeso
schrijft in zo ongeveer ieder rapport (bijvoorbeeld hier
of hier)
over Nederland, dat de regering er echt werk van moet maken. Maar de
politiek wil er niet aan.
Beweging in de zaak
Eén keer kwam Den Haag dicht bij een hervorming van het ontslagrecht. Dat was
in de lente van 2007. Toen leek er even beweging in de zaak te zitten.
Minister van Sociale Zaken Piet Hein Donner deed een voorstel om de
ontslagbescherming voor werknemers met een vaste baan te verminderen. In
principe had dat goed kunnen vallen in de regeringscoalitie die toen bestond
uit CDA, PvdA en de Christen Unie.
Van dat drietal was de PvdA de natuurlijke tegenstander van
arbeidsmarkthervorming. Maar onder leiding van Wouter Bos was de partij aan
het veranderen. Bos had zich een fervent aanhanger van het Scandinavische
model getoond, dat soepel ontslag koppelt aan gulle, maar korte uitkeringen.
Bovendien durfde Bos toe te geven dat de vakbonden vooral uit waren op het
verdedigen van hun gevestigde belangen en moeilijk mee te krijgen waren bij
veranderingen. De band tussen vakbond en PvdA was losser geworden.
Donners muizengaatje
In het regeerakkoord
van Balkenende IV was de formulering nog vaag. Het kabinet zou kijken naar
‘flexibilisering van de arbeidsmarkt en de betekenis van het ontslagrecht
daarvoor’. Maar Donner vond in deze zinsnede het muizengaatje dat hij nodig
had om met een voorstel tot versoepeling te komen.
Het had gekund in 2007. De brede coalitie van centrum links en centrumrechts
had het arbeidsrecht kunnen hervormen. Maar toen het er op aan kwam kreeg de
PvdA-fractie in de Tweede Kamer toch koudwatervrees.
Slechte peilingen trokken de partij weer richting de oude alliantie met de
vakbond. FNV-voorzitter Agnes Jongerius verklaarde de versoepeling tot
taboe, en de PvdA-fractie koos eieren voor haar geld. Een ‘participatietop’
met de sociale partners mislukte, en eind 2007 struikelde het kabinet bijna
over het voorstel van Donner.
De CDA'er trok zijn voorstel in. Het onderwerp werd veilig geparkeerd bij een
commissie onder leiding van Peter Bakker. Toen die een jaar later met zijn
rapport kwam, stond daar bar weinig in over versoepeling van het
ontslagrecht. Het momentum was gepasseerd. Alles bleef bij de oude.
Doodzonde.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl